
Het is een uur of 11. Ik deel de estafetteboeken uit. ‘Allemaal de boeken open op pagina 7.’ ‘We gaan beginnen aan les 3.’
Tijdens de les lezen wij een verhaal over een jongetje dat de hoofdrol speelt in een film over het leven van Eise Eisinga. Hij bouwde een planetarium in Franeker. Dit is het oudste, nog werkende planetarium ter wereld.
Na de les steekt een leerling zijn vinger op. ‘Meester, het zou wel vet zijn om zelf dat planetarium te zien.’ ‘Dat is helemaal in Friesland, dat is veel te ver weg,’ merkt een andere leerling op. ‘Dan maken we er toch zelf gewoon één,’ grapt een leerling.
Ik ben al een geruime tijd bezig met het implementeren van 21e eeuwse vaardigheden in mijn lessen. We programmeren educatieve robots, voeren filosofische gesprekken en zijn gericht bezig met vaardigheden als zelfregulatie en samenwerken. Maar hoe koppel je al deze vaardigheden aan de dagelijkse lespraktijk? Hoe zorg je ervoor dat leerlingen zich in een omgeving kunnen bewegen waarin deze vaardigheden niet een doel maar een middel zijn?
‘Dat lijkt mij nou echt een topidee!’ antwoord ik. ‘Wij bouwen ons eigen planetarium.’
Voorafgaand aan het project weet ik één ding zeker. Dit moet niet mijn project worden, maar het project van de leerlingen. Zij moeten zelf keuzes kunnen maken, zelf op zoek gaan naar antwoorden op vragen en zelf verantwoordelijkheid krijgen en nemen. Ik zal mijn lesprogramma (op passende momenten) laten aansluiten op het project.
Allereerst laat ik de leerlingen zelf inventariseren wat zij nodig hebben voor het maken van een planetarium. In groepjes brainstormen ze over het ‘wat’ en het ‘hoe’. Ze komen met een aantal goede inhoudelijke vragen. De leerlingen zijn het snel eens. Er moet voor elke planeet een informatieposter komen. Op deze poster staat dan informatie over een specifieke planeet zoals: de afstand naar de zon, de grootte, het uiterlijk etc. Ze denken ook na over de bronnen die zij kunnen raadplegen. ‘Er zijn toch ook mensen die met een telescoop naar planeten kijken,’ oppert een leerling. ‘Kunnen we daar niet heen?’ De rest van de klas reageert enthousiast. Ze gaan meteen op zoek naar informatie over de sterrenwacht.


Sterrenwacht en Planetarium Sonnenborgh Utrecht reageert positief. Wij mogen hier een rondleiding komen volgen. Toch brengt ons dit op een ander probleem. Er zijn kosten verbonden aan de rondleiding. Daarnaast moeten wij ook naar Utrecht reizen en dat is ook niet gratis. Ik leg dit probleem aan de leerlingen voor.
Al snel komen ze met een heleboel ideeën. De ouderbijdrage verhogen, zelf geld inleggen, langs de deuren met een collectebus, sponsoren zoeken. We inventariseren alle opties. Daarna kijken we kritisch naar alle ideeën. Welke zijn uitvoerbaar en haalbaar? Welke nadelen en voordelen kunnen wij bedenken? Wie moeten er allemaal worden betrokken bij de verschillende ideeën?
De leerlingen kiezen ervoor zelf het benodigde geld bij elkaar te verdienen. En dan wel met een echte ouderwetse koek-en-zopiekraam! Ze vragen toestemming aan de directeur van de school, maken een takenlijst, maken posters en organiseren een kraam. Ze bedenken zelf een assortiment en doen alle benodigde boodschappen. De leerlingen besluiten in duo’s te werken. Elke ochtend zijn twee leerlingen vroeg op school om thee/koffie te zetten. Ze bouwen de kraam op en verkopen warme dranken en koek. ’s Middags blijven twee kinderen langer op school om de kraam te runnen en af te breken. De verantwoordelijkheid is groot en ze doen het geweldig! Na drie dagen wordt de balans opgemaakt. Meer dan €200 opbrengst!